Is mijn "tarwebrood" nog wel een "tarwebrood"?

De naam (officiële aanduiding) van uw brood zegt hoe het product is samengesteld en dat is belangrijk voor de consument. Het vaststellen van de juiste naam vergt daarom een zorgvuldige aanpak. Het Warenwetbesluit Meel en brood stelt namelijk eisen aan de naamgeving van broden. Dit betekent dat zogenaamde “gereserveerde aanduidingen" voor broden heel specifiek gekoppeld zijn aan de verhouding van de granen in het meelbestanddeel (decoratie telt niet mee) of aan het gebruikte rijsmiddel. Ook wanneer u één specifiek graan noemt in de aanduiding, moet dit voldoen aan de regels die in het Warenwetbesluit Meel en brood zijn vastgelegd. "Tarwebrood" is bovendien geen synoniem meer voor "bruinbrood". Het is daarom belangrijk dat u goed controleert of uw huidige receptuur voor bijvoorbeeld een “maïsbrood” of “speltbrood” wel voldoet aan de eisen voor deze naamgeving. Wij helpen u een handje!

Dit artikel is onderdeel van het Dossier Warenwetbesluit Meel en brood.

 

Pauline Houtsma

Kennisspecialist Hygiëne en wetgeving

p.houtsma@nbc.nl
0317 47 12 12

In het Warenwetbesluit Meel en brood is opgenomen dat u één graansoort in de aanduiding van het brood kan noemen, wanneer het meelbestanddeel voor minimaal 98% afkomstig is van de betreffende graansoort. Dit geldt voor bijvoorbeeld “roggebrood” en “maïsbrood”.

Om vast te kunnen stellen of uw specifieke brood voldoet aan deze eis, is het noodzakelijk om te bepalen welke graansoort(en) het meelbestanddeel van uw brooddeeg bevat. Daarnaast is ook de hoeveelheid van deze graansoort(en) in het meelbestanddeel van belang. Daarvoor kan u onze rekentool gebruiken. De tool en meer informatie over het meelbestanddeel vindt u in dit artikel.

De rekentool kan bijvoorbeeld het volgende lijstje met graansoorten en bijbehorende hoeveelheden geven, nadat u de graansoorten in het meelbestanddeel heeft ingevoerd:

Spelt

98,5%

Tarwe

1,5%


In het voorbeeld is spelt voor ≥98% aanwezig, namelijk 98,5%. Dat betekent dat het brood een “speltbrood” genoemd kan worden.

 

Een voorbeeld: het meelbestanddeel van een brood bestaat voor 88% uit tarwebloem, 9% maïsgries en 3% overig graan. Kan dit brood een “heel wit tarwebrood” genoemd worden?
Het antwoord is nee. Het meelbestanddeel moet minimaal voor 98% uit tarwe bestaan voor het brood “tarwebrood” genoemd mag worden. 88% is niet voldoende. Welke mogelijkheden zijn er dan?

  • U zou uw receptuur aan kunnen passen zodat er wél minimaal 98% tarwe in zit en het brood dus alsnog een "heel wit tarwebrood" genoemd kan worden.
  • U kan het gezamenlijke percentage van tarwe en maïs ophogen naar 98%, zodat u het brood een “heel wit tarwemaïsbrood” kan noemen. Daarover meer in dit artikel.
  • De minst transparante keus is voor een beschrijvende benaming kiezen. Uitgebreide informatie over naamgeving vindt u in dit artikel.

Samenstelling meelbestanddeel

Gereserveerde aanduiding met één graansoort mogelijk?

88% tarwebloem, 9% maïs, 3% overig

Nee, er is minimaal 98% tarwe nodig om het een "tarwebrood" te mogen noemen.

98% tarwebloem, 2% maïs

Ja, er is ≥98% tarwe aanwezig.


Grote kans dat u momenteel een “maïsbrood” in uw assortiment heeft. Met het nieuwe Warenwetbesluit Meel en brood voldoet deze naamgeving niet meer aan de eisen. Een brood met ≥98% maïsmeel heeft immers een lage bakwaarde. In de meeste gevallen wordt het dus een “wit tarwemaïsbrood”. De naam “maïsbrood” mag ook niet gebruikt worden als fantasienaam, wanneer het meelbestanddeel <98% maïs bevat. De fantasie- of handelsnaam mag namelijk nooit in strijd zijn met de officiële benaming.

NB: Wanneer u één graansoort in de aanduiding noemt, is KWID op voorverpakte producten niet verplicht.

De aanduiding zoals bijvoorbeeld "tarwebrood" of "speltbrood" alleen is niet voldoende. De volledige officiële benaming (naam) van brood bevat informatie over:

  1. de hoeveelheid (alleen verplicht op voorverpakte producten);
  2. de aard: wit, bruin of volkoren (naar gelang het gebruik van bloem, meel en/of volkorenmeel in het meelbestanddeel) en de zichtbaarheid van zemelen in het brood;
  3. de samenstelling: de graansoort(en) (wat we met granen bedoelen, vindt u in dit interpretatiedocument);
  4. overige kenmerkende eigenschappen: bijvoorbeeld het gebruik van desem als rijsmiddel of eventueel aanwezige bijzondere kenmerkende bestanddelen in de kruim zoals noten, zaden of vruchten.

NVB, NBOV en NBC adviseren om bovenstaande volgorde aan te houden voor de officiële benaming van voorverpakte broden. Je krijgt dus bijvoorbeeld een “heel volkoren tarwebrood” of een “half wit speltbrood”. Meer informatie over de juiste naamgeving voor uw brood, vindt u hier.

Pauline Houtsma

Kennisspecialist Hygiëne en wetgeving

p.houtsma@nbc.nl
0317 47 12 12