Leidraad nauwkeurigheid voedingswaarde declaratie

Op Europees niveau is een leidraad opgesteld waarin wordt uitgelegd welke nauwkeurigheid (tolerantie) van voedingswaardedeclaraties verwacht mag worden. Met andere woorden: hoe groot mag het verschil zijn tussen de gemeten en de gedeclareerde waarde? Deze leidraad is in eerste instantie bedoeld voor de controlerende instanties; in Nederland is dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Ook voor u is het natuurlijk belangrijk te weten wat er in de leidraad staat. In dit artikel lichten we dat puntsgewijs toe.

De voedingswaarde van een product varieert als gevolg van natuurlijke variatie in de voedingswaarde van de gebruikte grondstoffen. Ook de  gevolgde productiewijze en de opslagcondities en -duur kunnen van invloed zijn op de voedingswaarde van producten. Daarom stelt de wet (Verordening 1169/2011) dat de gemiddelde waarde van de hoeveelheid energie en de voedingswaarde gedeclareerd moet worden. In de wet wordt dus rekening gehouden met  natuurlijke variatie en andere oorzaken voor schommelingen. Aangezien de consument niet mag worden misleid, is het belangrijk aan te geven hoeveel de gedeclareerde waarde af mag wijken van de werkelijke (gemeten) waarde. Lidstaten worden opgeroepen hun ervaringen te delen met de Commissie, zodat bijstelling waar nodig gerealiseerd kan worden. De praktijk moet dus uitwijzen of de voorgestelde waarden realistisch zijn.

De leidraad noemt – net als de wet – drie mogelijkheden om de voedingswaarde te bepalen (zie voor meer informatie het artikel ‘Bepalen van de voedingswaarde van mijn product’):

  1.  Door analyse van de voedingswaarde van het levensmiddel door de producent (via een erkend laboratorium);
  2. Door berekening op basis van de gemiddelde voedingswaarde van de gebruikte grondstoffen;
  3. Door de voedingswaarde te baseren op algemeen bekende en geaccepteerde waarden.

Hoe de bepaling van de voedingswaarde ook gebeurt, de producent mag niet bewust aan de ondergrens gaan zitten voor voedingsstoffen waarvan de consument graag de inname wil beperken zoals vet, suiker of natrium. Omgekeerd mag ook niet: bewust de bovengrens opzoeken voor voedingsstoffen waarvan de consument de inname juist wil verhogen. De gedeclareerde waarde moet dus een realistische weergave zijn van een berekende of gemeten waarde.

Overmatige consumptie van vitaminen en mineralen is schadelijk voor de gezondheid. Daarom mag de gemeten waarde nooit hoger zijn dan het wettelijk maximum. Anders gezegd: de tolerantie kan nooit een wettelijk maximum overschrijden.

Op Europees niveau zijn nog geen maximale waarden vastgesteld. Tot die tijd gelden nationale maatregelen. Dit zijn in Nederland de artikelen 5, 5a, 6 en 9a van het Warenwetbesluit Toevoeging micro-voedingsstoffen aan levensmiddelen en de bijlagen bij die artikelen.  Dat betekent dat er minimaal 15% en maximaal 100% van Referentie-inname van mineralen en vitaminen mag worden toegevoegd aan voedingsmiddelen.

  • De gemeten waarde mag  niet lager zijn dan de grens van 15% van de referentie-inname (anders wordt de consument immers misleid). Daarbij worden alleen afwijkingen die te wijten zijn aan de meetonzekerheid getolereerd. 
  • Zit er juist meer vitamine of mineraal in het product dan wordt gedeclareerd, dan mag de afwijking wat groter zijn. Dit is immers gunstig voor de consument. 
  • Ook voor het maximum (100% van de referentie-inname ) geldt dat het verschil tussen de gemeten waarde en het maximum niet groter mag zijn dan de meetonzekerheid.

In de map Voedselinformatie en aanduiden vindt u een gedetailleerde toelichting op de verschillende onderdelen van de voedingswaardedeclaratie. De referentie-innames voor vitaminen en mineralen zien er voor volwassenen als volgt uit:

Bron: Verordening 1169/2011 - Bijlage XIII deel A

 

Vitamine

Referentie-inname

Mineraal

Referentie-inname

Vitamine A

800 µg

Kalium

2000 mg

Vitamine D

5 µg

Chloride

800 mg

Vitamine E

12 mg

Calcium

800 mg

Vitamine K

75 µg

Fosfor

700 mg

Vitamine C

80 mg

Magnesium

375 mg

Thiamine

1,1 mg

IJzer

14 mg

Riboflavine

1,4 mg

Zink

10 mg

Niacine

16 mg

Koper

1 mg

Vitamine B6

1,4 mg

Mangaan

2 mg

Foliumzuur

200 µg

Fluoride

3,5 mg

Vitamine B12

2,5 µg

Seleen

55 µg

Biotine

50 µg

Chroom

40 µg

Pantotheenzuur

6 mg

Molybdeen

50 µg

 

 

Jodium

150 µg

 

 

Het spreekt voor zich dat de gedeclareerde waarden voor een bepaalde voedingsstof op producten waarop een claim is vermeld  voor die voedingsstof, ten minste moet voldoen aan de voorwaarden die de wet aan de betreffende claim stelt. De gedeclareerde waarde voor voedingsvezels op een product waar op staat dat het “rijk is aan voedingsvezels” moet dus ten minste 6,0 gram vezels per 100 gram bedragen (of 3,0 gram per 100 kcal). De gemeten waarde moet dan ook ten minste die waarde zijn (anders wordt de consument immers misleid). Daarbij worden alleen afwijkingen die te wijten zijn aan de meetonzekerheid getolereerd. Dezelfde redenering geldt bijvoorbeeld ook voor de claim “vetarm” waarbij de gedeclareerde waarde voor vet niet hoger mag zijn dan 3,0 gram per 100 gram. De gemeten waarde mag dan ook niet hoger uitvallen dan dit maximum. Ook hier wordt alleen een eventuele afwijking die te wijten is aan de meetonzekerheid getolereerd. Zit er juist meer voedingsvezel of minder vet in het product dan wordt gedeclareerd, dan mag de afwijking natuurlijk wat groter zijn. Dit is immers gunstig voor de consument.

In de leidraad wordt een onderscheid gemaakt tussen de grenzen voor voedingsmiddelen met en zonder claims. Een overzicht van de grenzen en uitgewerkte voorbeelden vindt u in de pdf documenten “Nauwkeurigheidsgrenzen” onder het kopje documentatie.

Het kan voorkomen dat de gemeten waarde buiten de tolerantie valt. De controlerende instantie (NVWA) onderzoekt dan of er maatregelen nodig zijn; wellicht is ook een waarschuwing, boete of aanvullende leidraad noodzakelijk. Voor die afweging zijn allerlei aspecten van belang. Om welke voedingsstof gaat het? Hoe groot is de overschrijding? Is er sprake van over- of onderschatting van de werkelijke waarde? Is er veel natuurlijke variatie? Wat is de nauwkeurigheid waarmee de voedingswaarde vastgesteld kan worden (dit is mede afhankelijk van het soort voedingsmiddel)? Hoe complex is het voedingsmiddel (homogeen of bestaande uit meerdere componenten)? Zijn er eerder verkregen analyseresultaten en waren daar problemen mee? Welke onderbouwing heeft de producent voor zijn gedeclareerde waarde? Vindt er zelfcontrole plaats door de producent?

Het betreft hier geen wetgeving (de rechter bepaalt uiteindelijk of de wet in een bepaalde situatie juist geïnterpreteerd is) en het is een ‘levend’ document waarin ervaring van de controlerende instanties en informatie uit de praktijk reden kunnen zijn voor aanpassingen. Onder ‘documentatie’ vindt u het meest recente exemplaar.