Wat zijn voedingsvezels?

Voedingsvezels hebben een belangrijke plaats in een gezonde voeding. Ze komen van nature voor in voedingsmiddelen zoals granen, groenten, fruit, peulvruchten en noten. Plantaardige voeding vormt dus de grootste, natuurlijke bron van voedingsvezels. Vezels in planten zorgen voor stevigheid van de plant en voor de opslag van voedingsstoffen. Met name de celwanden van planten zijn rijk aan vezelmateriaal. Voedingsvezels kunnen ook als geïsoleerde stof worden toegevoegd vanwege een gezondheidseffect. Geïsoleerde voedingsvezels zijn uit de natuurlijke bron gehaald (geïsoleerd) om vervolgens weer aan producten te worden toegevoegd. Vezels worden ook toegevoegd om een technologische functie te vervullen in een product.

Voedingsvezels zijn koolhydraten  die niet verteerd kunnen worden in de dunne darm. Koolhydraten worden ook aangeduid met de naam sachariden (suikers). Een koolhydraat is opgebouwd uit 1 (monosacharide), 2 (disacharide), enkele (oligosacharide) of veel (polysacharide) sachariden. Monosachariden zijn bijvoorbeeld glucose en fructose. Voorbeelden van disachariden zijn sucrose (= kristalsuiker), lactose en maltose. Deze koolhydraten kunnen worden verteerd in de dunne darm. De meeste voedingsvezels zijn oligosachariden en polysachariden. Ze bestaan uit dezelfde bouwstenen (koolstof, waterstof en zuurstof) als verteerbare koolhydraten, maar de verbindingen tussen de sachariden zijn anders. Daardoor kunnen de enzymen in de dunne darm voedingsvezels niet verteren en komen ze onveranderd in de dikke darm terecht.

De meeste vezels kunnen in de dikke darm door bacteriën worden omgezet en afgebroken, ook wel fermentatie genoemd. Daarna wordt een gedeelte ervan alsnog door het lichaam opgenomen. Deze fermenteerbare vezels leveren dus energie (kilocalorieën) en komen voor in onder andere brood, muesli, linzen en bananen. Een deel van de fermenteerbare vezels worden ook wel prebiotica genoemd. Dit zijn voedingsvezels die selectief de groei en/of activiteit van één of meerdere soorten bacteriën in de dikke darm stimuleren. Daarmee kunnen ze de gezondheid van het lichaam bevorderen. Deze vezels worden bijvoorbeeld toegevoegd aan babyvoeding.
Het deel dat niet wordt gefermenteerd – de zogenoemde niet-fermenteerbare vezels - verlaat het lichaam nagenoeg onveranderd via de ontlasting. Hierbij komt geen energie voor het lichaam vrij. Niet-fermenteerbare vezels zitten vooral in de celwand en schil van plantaardige voedingsmiddelen zoals granen, fruit, groenten en peulvruchten. De meeste vezelrijke voedingsmiddelen bevatten beide varianten vezels, al kan de verhouding tussen fermenteerbare en niet-fermenteerbare vezels wel anders zijn. Een overzicht van de gemiddelde vezelgehaltes in bakkerijproducten vindt u in artikel ‘Bronnen en typen voedingsvezels’ .